Verdiepingsreeks - Erfgoed - PO groep 5

Kijk eens, dit ben ik
Les 1:
Man met een vrouwenberoep en een vrouw in een mannenberoep. Wat past bij jou? De leerlingen merken dat het in onze hedendaagse maatschappij gemakkelijker is geworden om een beroep te kiezen dat bij je past. Er zijn bijna geen specifieke mannen- of vrouwenberoepen meer! Je identiteit/geslacht schrijft geen beroep meer voor; je krijgt alle ruimte om te kiezen. De leerlingen ervaren dat ze uniek zijn en allemaal capaciteiten hebben!
Les 2:
We gaan ontdekken dat we ook onze identiteit kunnen laten zien door middel van de taal die we spreken. In het Westland komen veel Westlandse uitdrukkingen voor. Bij sommige beroepen zijn er veel uitdrukkingen ontstaan. De leerlingen leren uitdrukkingen en dialect herkennen, o.a. door werkbladen en een lied van de Kromme Jongens.
Les 3:
We gaan zinnen uit het Westlands vertalen en kijken wat ze betekenen. Leerlingen gaan zelf op zoek naar typisch Westlandse uitdrukkingen en gaan die verzamelen en bespreken. De leerlingen spelen korte rollenspellen voor de klas uit, en maken daarbij gebruik van de Westlandse ‘taalregels’.
Les 4:
Mensen zijn werklustig en werken hard. In de tuinbouw wordt hard gewerkt . Dit zorgt ervoor dat we in een economisch rijk gedeelte van Nederland wonen. Mensen moeten vroeg beginnen en maken lange werkdagen. Ze werken de hele week hard. In het weekend gaan vooral de jongelui veel uit en maken het dan erg laat. Doordat veel jongeren een bijbaan hebben, hebben ze vrij veel te besteden in vergelijking met andere jongeren in Nederland.
Les 5 (externe les):
In deze lessenreeks zijn de leerlingen bezig geweest met de Westlandse identiteit. Kenmerkend daarvoor zijn de producten waar we trots op zijn. Een externe aanbieder komt vertellen over een typisch Westlands product, of er wordt een bezoek gebracht aan een monument dat een koppeling heeft met dit product. Denk bijvoorbeeld aan ons witte goud (de asperges) en de belangrijke rol die de Spaansche Vloot in ’s-Gravenzande daarin speelt. Vervolgens denken de leerlingen na hoe ze hun ‘trots’ kunnen verpakken. Hoe laat je zien dat iets Westlands is?